Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG9108

Datum uitspraak2008-12-30
Datum gepubliceerd2009-01-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/889076-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet het eindvonnis waarbij de dagvaarding nietig is verklaard, maar het onderhavige eindvonnis waarbij de zaak inhoudelijk is afgedaan, geldt in dit geval als eindpunt i.v.m. het recht op behandeling van een strafzaak binnen een redelijke termijn (art. 6 EVRM), gelet op de ratio van dat recht. Na strafvermindering van € 500,-- opgelegd een geldboete van € 7.500,-- en 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedrieglijke bankbreuk.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/889076-06 Datum uitspraak: 30 december 2008 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijvende te [woonplaats / land] Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 december 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 oktober 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 5 oktober 2004 te Tilburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als bestuurder van de [rechtspersoon 1]., welke bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda op 05 oktober 2004 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde rechtspersoon baten niet heeft verantwoord en/of enig goed (te weten een of meerdere vorderingen en/of geld) aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, ter voldoening van (een) vordering(en) die bovengenoemde rechtspersoon had op [benadeelde partij 1]. (een) geldbedrag(en) (totaal ongeveer 45.632,- euro), (middels een of meer (valse) facturen en/of rekeningen, afkomstig van [benadeelde partij 2] Administratie gericht aan [benadeelde partij 1].) door die [benadeelde partij 1]. laten overboeken op bankrekening 45.85.74.198 ten name van [benadeelde partij 2]; (zaak 1) (artikel 343, sub 1, Wetboek van Strafrecht) 2. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 december 2004 te Tilburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - als [bestuurder van specialiteitenwinkel] welke bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda op 7 december 2004 in staat van faillissement is verklaard, en/of - als [bestuurder van Specialiteitenwinkel] welke bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda op 7 december 2004 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van voornoemde rechtspers(o)on(en) (telkens) enig goed aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, - (een) geldbedrag(en) (1.322,32,- euro en/of 1.374,32 euro en/of 9.775,- euro) opgenomen en/of (aldus) aan de [bestuurder specialiteitenwinkel] onttrokken (zaak 3) en/of - (een) geldbedrag(en) (381,51 euro en/of 3.937,83 euro en/of 4.319,34 euro en/of 4.606,55 euro) opgenomen en/of (aldus) aan de rechtspersoon [bestuurder specialiteiten winkel]. onttrokken (zaak 4); (artikel 343, sub 1, Wetboek van Strafrecht) 3. hij in of omstreeks de periode van 24 april 2003 tot en met 23 augustus 2005 te Tilburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - als bestuurder van de [rechtspersoon 1]., welke rechtspersoon op 05 oktober 2004 bij vonnis van de rechtbank te Breda in staat van faillissement is verklaard, en/of - als bestuurder van de rechtspersoon [bestuurder specialiteiten winkel]., welke rechtspersoon op 07 december 2004 bij vonnis van de rechtbank te Breda in staat van faillissement is verklaard, en/of - als bestuurder van de [bestuurder specialiteitenwinkel], welke rechtspersoon op 07 december 2004 bij vonnis van de rechtbank te Breda in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde failliet verklaarde rechtsperso(o)n(en) niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid,van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers heeft hij, verdachte: - geen (deugdelijke / volledige) administratie bijgehouden en/of doen of laten bijhouden en/of gevoerd en/of doen of laten voeren, in elk geval was de administratie van de voornoemde failliete rechtsperso(o)n(en) zodanig gevoerd, dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van voornoemde failliete rechtsperso(o)n(en) konden worden gekend en/of - niet de gehele administratie van de voornoemde failliete rechtsperso(o)n(en) bewaard en/of doen of laten bewaren en/of (desgevraagd) uitgeleverd en/of doen of laten uitleveren aan de curator in het failissement van de voornoemde failliete rechtsperso(o)n(en); (zaak 5) (artikel 343, sub 4, Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte ten aanzien van feit 1: in de periode van 1 juni 2004 tot en met 5 oktober 2004 te Tilburg en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, als bestuurder van de [rechtspersoon 1] B.V., welke bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda op 05 oktober 2004 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van voornoemde rechtspersoon enig goed (te weten geld) aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte, meermalen, ter voldoening van een vordering die bovengenoemde rechtspersoon had op [benadeelde partij 1]. een geldbedrag (totaal ongeveer 45.632,- euro), middels valse facturen en rekeningen, afkomstig van [benadeelde partij 2] Administratie gericht aan [benadeelde partij 1]. door die [benadeelde partij 1]. laten overboeken op bankrekening 45.85.74.198 ten name van [benadeelde partij 2]. ten aanzien van feit 2. in de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 december 2004 te Tilburg en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, - als [bestuurder van specialiteitenwinkel] hetwelk bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda op 7 december 2004 in staat van faillissement is verklaard, en - als [bestuurder van Specialiteitenwinkel] welke bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda op 7 december 2004 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van voornoemde rechtspersonen (telkens) enig goed aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte, meermalen, - geldbedragen (1.374,32 euro en 9.775,- euro) opgenomen en (aldus) aan de [bestuurder specialiteitenwinkel] onttrokken en - geldbedragen (381,51 euro en 3.937,83 euro en 4.606,55 euro) opgenomen en (aldus) aan de rechtspersoon [bestuurder specialiteiten winkel]. onttrokken. ten aanzien van feit 3. in de periode van 24 april 2003 tot en met 23 augustus 2005 te Tilburg en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, - als bestuurder van de [rechtspersoon 1]., welke rechtspersoon op 05 oktober 2004 bij vonnis van de rechtbank te Breda in staat van faillissement is verklaard, en - als bestuurder van de rechtspersoon [bestuurder specialiteiten winkel]., welke rechtspersoon op 07 december 2004 bij vonnis van de rechtbank te Breda in staat van faillissement is verklaard, en - als bestuurder van de [bestuurder specialiteitenwinkel], welke rechtspersoon op 07 december 2004 bij vonnis van de rechtbank te Breda in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde failliet verklaarde rechtspersonen niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid,van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, immers heeft hij, verdachte: - geen deugdelijke / volledige administratie bijgehouden en/of doen of laten bijhouden en - niet de gehele administratie van de voornoemde failliete rechtspersonen bewaard en doen of laten bewaren en (desgevraagd) uitgeleverd en doen of laten uitleveren aan de curator in het faillissement van de voornoemde failliete rechtspersonen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 27, 57, 63, 343. DE STRAFOVERWEGINGEN De eis van de officier van justitie. Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3: * een geldboete van € 10.000,- subsidiair 200 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest; * een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De op te leggen straffen. Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht. Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden: In strafverzwarende zin: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van goed ondernemerschap dat de schuldeisers in hem stelden; - verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de curator en de schuldeisers. In strafmatigende zin: - Verdachte heeft recht op de behandeling van een strafzaak binnen een redelijke termijn, zoals onder meer neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, is geschonden. Op 25 oktober 2006 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Daardoor en vanaf dat moment kon verdachte in redelijkheid verwachten dat het openbaar ministerie tegen hem in verband met de afwikkeling van de desbetreffende faillissementen strafvervolging zou instellen. In zijn thans geldende uitgangspuntenarrest van 17 juni 2008, NJ 2008, 358, LJN BD2578 heeft de Hoge Raad onder 3.14 overwogen dat het wijzen van een eindvonnis in de desbetreffende zaak als eindpunt geldt. Hoewel ook het op 25 februari 2008 uitgesproken vonnis, waarbij de dagvaarding nietig is verklaard wegens gebrekkige betekening, op grond van artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering een einduitspraak is, neemt de rechtbank in dit geval als eindpunt het onderhavige inhoudelijk eindvonnis, dat op 30 december 2008 is uitgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat slechts dan recht wordt gedaan aan de ook door de Hoge Raad in genoemd arrest (onder 3.11) aangeduide ratio van het recht op behandeling binnen een redelijke termijn, te weten het voorkomen van onredelijk lang durende onzekerheid omtrent strafvervolging. Nietigverklaring van de dagvaarding staat immers niet aan hernieuwd dagvaarden in de weg en dat laatste is in verdachtes geval ook daadwerkelijk gebeurd. Dat eindpunt ligt ruim twee jaar (26 maanden) na het vastgestelde aanvangspunt en nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is dat te lang. Derhalve moet strafvermindering het gevolg zijn. De rechtbank verlaagt daarom de anders opgelegde geldboete van achtduizend euro met vijfhonderd euro. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. DE UITSPRAAK De rechtbank: verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven; verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: Ten aanzien van feit 1: medeplegen van: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeisers enig goed aan de boedel onttrekken Ten aanzien van feit 2: medeplegen van: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedriegelijke verkorting van de rechten der schuldeisers enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd T.a.v. feit 3: medeplegen van: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld, meermalen gepleegd De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straffen. Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3: Geldboete van EUR 7500,00 subsidiair 67 dagen hechtenis. Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van 2 jaren. Dit vonnis is gewezen door: mr. E.M.J. Raeijmaekers, voorzitter, mr. J.J.H. Bruggink en mr. F. van Laanen, leden, in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier, en is uitgesproken op 30 december 2008.